Heksen
Een heks is bijna altijd een lelijke, oude vrouw. Ze heeft lang zwart of grijs haar. Ongekamd natuurlijk. Ze is heel mager en ze loopt krom. Haar kin is puntig en er zit een wrat op haar neus. Met haar rode ogen kan ze niet goed zien. Een heks draagt zwarte, versleten kleren en ze heeft een punthoed op. Er is altijd een zwarte kat bij de heks in de buurt. Die kat heeft lichtgevende ogen. Anders is het geen heksenkat. Ook uilen, padden en vleermuizen zijn graag bij haar . Dat vonden de mensen vroeger enge dieren waar ze bang voor waren. Onder haar mantel draagt de heks een riem. Daar hangt een mes aan. Het mes snijdt aan twee kanten. Aan de riem hangen ook zakjes met kruiden, botten en flesjes met toverdrank. Een heks reist nooit op een paard of in een koets. Zij vliegt door de lucht op een bezemsteel. En als ze thuis is, maakt zij toverdranken in een grote ketel die boven het vuur hangt. In het huis staan de planken en kasten vol met allerlei vreemde en geheimzinnige dingen. Je ziet er tussen de spinnenwebben grote stapels toverboeken. En er staan wel honderd potjes en flesjes met gebrande drakenstaart, giftige paddestoelen, doodskopkruid en berenklauw. Wat een griezel is die heks!
De heks uit het sprookje van Hans en Grietje ken je wel. Haar lievelingseten is kinderen. Door lief te doen, lokt ze Hans en Grietje in haar huisje van koek en chocolade. Hans wordt meteen in een hok met tralies gestopt en Grietje moet de heks helpen Hans vet te mesten. Maar doordat de heks niet goed kan zien, kan Grietje haar foppen. Grietje laat Hans een stokje tussen de tralies doorsteken, als de heks wil voelen hoe dik hij al is. Na een paar dagen is het geduld van de heks op. Grietje moet kijken of de oven heet genoeg is. De heks is van plan om Hans in de oven te braden. Maar Grietje doet net of ze niet snapt wat ze moet doen. Ten slotte kijkt de heks zelf in de oven. Dan geeft Grietje haar een flinke duw. De heks valt voorover in de oven en verbrandt. En Hans en Grietje zijn vrij. De boze heks heeft verloren van de goede kinderen. Een andere bekende heks is de boze koningin uit het sprookje van Sneeuwwitje. Dat is een heel bijzondere heks. Want zij is niet oud en lelijk. Zij is zelfs de mooiste vrouw van het land. Totdat de toverspiegel de boze koningin vertelt, dat Sneeuwwitje de allermooiste is. Als ze dat hoort, wordt ze heel gemeen. Ze wil dat de jager Sneeuwwitje doodt. Maar de jager laat Sneeuwwitje gaan omdat hij medelijden heeft. Als de boze koningin hoort, dat Sneeuwwitje bij de zeven dwergen in het bos woont, is ze woedend. Ze besluit om zelf op pad te gaan om Sneeuwwitje te doden. Ze bedenkt allerlei gemene streken. Zo probeert ze Sneeuwwitje te doden met een giftige kam. En als dat niet lukt, brengt ze ( verkleed als oud vrouwtje ) een lekkere appel naar sneeuwwitje. Die appel is aan één kant giftig. Dat is echte hekserij! Maar Sneeuwwitje is te goed om echt te sterven. De liefde van de goede prins wint het van de boze heks. Een heks probeert vaak aardig te lijken. Ze zorgt er bijvoorbeeld voor, dat een koning verliefd op haar wordt. Ze laat pas zien wie ze echt is, als ze jaloers is. Als ze bang is dat iemand haar plaats inneemt. Zoals bij Sneeuwwitje. Maar ook in het sprookje "De twaalf zwanen". In dat sprookje is de koningin de stiefmoeder van twaalf prinsen en een prinses. De koningin vindt dat de koning te veel van zijn kinderen houdt. Meer dan van haar. Daarom betovert ze de prinsen. Die veranderen in zwanen. De betovering wordt pas verbroken, als de prinses zeven jaar niet praat, lacht of huilt. En als ze in zeven jaar twaalf hemden van brandnetels breit. Natuurlijk lukt het de prinses. En de koningin wordt als heks verbrand. Het goede wint het ook in dit sprookje van het slechte. Want heksen winnen nooit. In ieder sprookje moet de heks voor haar slechte daad boeten. Meestal gaat ze dood. Ze verbrandt, zoals bij Hans en Grietje. Bij Sneeuwwitje moet ze op roodgloeiende schoenen dansen. En in het verhaal van de twee broers wordt haar hoofd afgehakt. De heks vindt altijd op een nare manier de dood. Maar iedereen vindt dat goed. Want de heks is slecht en moet gestraft worden.
Heksen zijn niet altijd slecht geweest. Het woord 'heks' betekende lang geleden: oude, wijze vrouw. In elke streek woonde wel zo' n oude, wijze vrouw. Ze wist veel meer over de natuur dan andere mensen. Vaak woonde een heks in de buurt van een bos. Daar zocht ze naar bessen, kruiden of paddestoelen. Ze wist dat sommige planten zieke mensen konden genezen. Als mensen ziek waren, gingen ze naar de heks toe. Die maakte dan een kruidendrankje of een zalfje. Zo hielp ze de mensen. In die tijd was 'heks' dus een heel gewoon woord. Een heks was een oude, wijze vrouw. Later veranderde dat. Er was soms veel honger, armoede en oorlog. Of er heerste een vreselijke ziekte. Een ziekte waar niemand iets aan kon doen. Mensen wilden iemand de schuld geven van die narigheid. Ze geloofden dat er een duivel was, een boze geest. En ze dachten dat er mensen waren die de duivel hielpen. Mensen die dingen wisten, die gewone mensen niet wisten. Steeds vaker kregen die oude, wijze vrouwen de schuld. En zo kwam de boze heks in de wereld. Wat er toen gebeurde, is heel droevig. Eerst waren maar een paar vrouwen heksen. Maar al snel kon iedereen een heks zijn. Als de buurman ziek was, had iemand hem betoverd. Als een koe te weinig melk gaf, was de buurvrouw misschien wel een heks. Als het weken lang niet regende, kreeg een oude vrouw uit de buurt de schuld, want zij had kort geleden een zwarte kat geaaid.
Als je dacht dat iemand een heks was ging je naar de rechter. Om het hem te vertellen. Die liet de vrouw dan ophalen. Hij vroeg haar of ze een heks was. Natuurlijk zei ze nee. En dan begon de ellende pas echt. De beul kwam erbij. Hij martelde de vrouw. Net zolang tot ze toegaf dat ze een heks was. En dan werd ze verbrand op de brandstapel. Want men dacht dat een heks haar boze toverkracht pas verloor, als ze verbrand werd. Die heksenjacht heeft wel tweehonderd jaar geduurd. Er zijn duizenden vrouwen, mannen en zelfs kinderen verbrand. De rechters bedachten allerlei proeven, om te bewijzen dat iemand een heks was. Zo werd gebruik gemaakt van een heksenwaag. Dat was een grote weegschaal, waarop mensen gewogen konden worden. Men geloofde dat een heks op een bezem kon vliegen. Dus dacht men dat een heks wel heel licht moest zijn. Daarom werden de beschuldigde mensen gewogen. Zo'n heksenwaag stond in Oudewater. De beschuldigde werd in haar hemd gewogen. Als ze minder dan vijftig kilo woog, was ze een heks. Maar als ze meer dan vijftig kilo woog, was ze geen heks. Voor zes gulden en tien stuivers kreeg ze dan een brief, waarin stond dat ze geen heks was... In Oudewater is nooit iemand te licht geweest ! Je kunt je daar trouwens nog steeds laten wegen. Voor de grap natuurlijk. Want heksen bestaan niet. En zulke heksenproeven zijn onzin. Heksen werden verbrand. Heksen waren vrouwen die ervan beschuldigd werden dat ze contact hadden met de duivel. Daardoor zouden ze beschikken over duivelse krachten, waarmee ze mens en dier konden betoveren of schade toebrengen. Op hen paste men vaak de zogenaamde waterproef toe. De ongelukkige vrouw werd met de linker duim aan het rechterbeen gebonden en zo in het water gegooid. Bleef ze drijven, dan werd ze schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Men noemde dit een godsoordeel. God zou aanwijzen wie schuldig en wie onschuldig was.
Heksen weetjes
1. Een zwarte kat met lichtgevende ogen is een betoverde heks. Ze was een goede heks,maar ze raakte haar macht kwijt en werd een zwarte kat .
2. Een mannelijke heks is een tovenaar. Vreemd genoeg zijn tovenaars even vaak goed als slecht.
3. Iedere heks heeft een plekje waar ze niets voelt. Dit kan een wrat, een litteken of een grote sproet zijn.
4. Een lelijke, oude heks kan zich veranderen in een mooi, jong meisje. Maar de betovering duurt maar even; helaas wel lang genoeg om iemand in de val te lokken.
5. Heksen eten nooit zout! Zout is het teken van de wijsheid. Met een zakje zout onder je kleren ben je veilig voor heksen.
6. Een heks mag nooit haar spiegelbeeld zien. Dan verliest ze haar toverkracht. Daarom hadden lampen vroeger vaak een heksenbol. Dat is een koperen bol, onder aan de lamp. In die glimmende bol werd de hele kamer weerspiegeld. Zo hield men de heksen buiten de deur.
7. Een heks vliegt het liefst bij volle maan. Bij volle maan is haar kracht het grootst.